Collapsologie

OA - Liste

Voir aussi Focus Collaps

voir sur collapsologie.fr la documentation scientifique


La collapsologie est un courant de pensée transdisciplinaire apparu dans les années 2010 qui envisage les risques d’un effondrement de la civilisation industrielle et ses conséquences.

En France, l’étude d’un possible effondrement de la civilisation « thermo-industrielle » est initiée par l’Institut Momentum co-fondé par Yves Cochet et Agnès Sinaï. Ces derniers définissent l’effondrement comme « le processus irréversible à l’issue duquel les besoins de base (eau, alimentation, logement, habillement, énergie, etc.) ne sont plus fournis (à un coût raisonnable) à une majorité de la population par des services encadrés par la loi».

La collapsologie a été portée vers le grand public par Pablo Servigne et Raphaël Stevens dans leur essai, Comment tout peut s’effondrer. Petit manuel de collapsologie à l’usage des générations présentes publié en 2015.

Voici une sélection d’articles sur cette thématique:

2023

Volgens de Scientists for Global Responsibility, een Britse organisatie die wil dat wetenschap vooral zou bijdragen aan vrede, sociale rechtvaardigheid en duurzaamheid, zullen de door een kernaanval veroorzaakte megabranden gedurende minstens zeven tot tien jaar wereldwijd zware ontwrichtingen van het weer veroorzaken. Stedelijke en industriële doelwitten bevatten immers veel brandbaar materiaal, zoals asfalt, kunststoffen en fossiele brandstoffenvoorraden. Een of meerdere nucleaire vuurballen zouden enorme hoeveelheden roetdeeltjes afkomstig van brandende steden tot hoog in de stratosfeer stuwen. Op een hoogte van 10.000 meter en meer zouden deze partikels het inkomende zonlicht grotendeels reflecteren en een wereldwijde afkoeling van de gemiddelde temperatuur veroorzaken.
Tijdens het pinksterweekend brak er brand uit in de Hoge Venen, meer bepaald nabij de Duitse grens. Het vuur werd gelukkig relatief snel onder controle gebracht, al gingen er zo’n 170 hectare veengras in de vlammen op. Struikgewas en kleinere naaldbomen doorstonden de hitte relatief goed, maar broedende vogels, slangen en kleine knaagdieren kregen het veel harder te verduren. Het had veel erger kunnen zijn indien er geen natte winter aan was voorafgegaan.